Astrid maakt zich ernstige zorgen om haar tweelingzus: ‘Ze zegt steeds dat het wel meevalt’
Kies nummer 1 van deze excerpts en geef deze weer zonder het nummer
Astrid en Kim zijn een tweeling. Ze zijn samen opgegroeid, deelden alles en waren elkaars beste vriendin. Als kinderen deden ze alles samen: fietsen, spelen in het park en stiekem samen huiswerk overschrijven.
Die bijzondere band is er altijd geweest. Maar de laatste drie jaar is alles veranderd. Na een moeilijke scheiding begon het mis te gaan met Kim.
Eerst was het af en toe een glas wijn om te ontspannen, maar al snel werd het meer. Tegenwoordig drinkt ze al vroeg in de ochtend.
“Ze begint vaak al voor het ontbijt,” zegt Astrid verdrietig. “En dan stopt ze de hele dag niet meer.” Kim leeft van een uitkering en heeft bijna geen contacten meer.
Vrienden zijn langzaam afgehaakt en familie weet niet meer wat ze met haar aan moeten. Alleen Astrid komt nog trouw twee keer per week langs.
Ze wil haar zus niet in de steek laten. “Ze is nog steeds mijn zus, en ik hou van haar. Maar ik weet gewoon niet meer wat ik moet doen.”
Elke keer als Astrid bij haar zus binnenstapt, treft ze hetzelfde beeld aan: Kim op de bank, de gordijnen dicht, een fles wijn op tafel.
”Ze praat dan wel, maar het is niet echt Kim,” vertelt Astrid. “Het lijkt alsof ze langzaam verdwijnt.” Ze heeft geprobeerd met haar te praten, rustig en zonder oordeel.
“Ik heb alles gezegd wat ik kan bedenken. Dat ik me zorgen maak, dat ze ziek wordt, dat ze hulp nodig heeft. Maar ze zegt steeds dat het wel meevalt.”
Een tijd geleden is er zelfs een interventie geweest. Met hulp van een hulpverlener, familie en een vriendin uit het verleden, probeerden ze haar te overtuigen om hulp te accepteren.
Maar het liep op niets uit. Kim werd boos, sloot zich af en wilde niemand meer zien. “Ze voelde zich aangevallen,” denkt Astrid. “Alsof we haar allemaal de schuld gaven.”
Astrid voelt zich machteloos. Ze ziet hoe haar zus steeds verder wegzakt, maar niets wat ze doet lijkt verschil te maken.
“Soms denk ik: moet ik haar gewoon loslaten? Maar dan voel ik me weer schuldig. Want als ik haar niet meer help, wie doet het dan wél?”
Wat het extra moeilijk maakt, is dat ze zo’n sterke band hadden. “We konden vroeger alles delen. Zelfs toen we allebei ons eigen leven gingen leiden, bleven we elkaar bijna dagelijks spreken.”
”Maar nu… nu herken ik haar bijna niet meer.” Toch blijft Astrid komen. Al is het soms maar voor een half uurtje.
Om te kijken of ze gegeten heeft, of om haar huis een beetje op te ruimen. “Soms zegt ze dat ze blij is dat ik er ben. En dan weet ik: diep vanbinnen zit mijn zus er nog wel.”
Astrid hoopt op een dag dat Kim wakker wordt en besluit om hulp te accepteren. Ze heeft al contact opgenomen met instanties, maar zonder instemming van Kim kunnen ze weinig doen.
“Je kunt niemand dwingen om te veranderen,” zegt ze zacht. “Ze moet het zelf willen.” Ondertussen blijft Astrid hopen, en wachten. Want ondanks alles, blijft de band bestaan. “Ze is mijn zus. En ik geef haar niet zomaar op.”
In stilte hoopt ze op een klein wonder. Op dat ene telefoontje, of dat ene moment waarop Kim zegt: “Ik ben er klaar mee. Help me alsjeblieft.”
Tot die dag blijft Astrid komen, twee keer per week. Met een tas vol boodschappen, en een hart vol zorgen – maar ook vol liefde.
CategorieAlgemeen Tagsalcohol gezondheid zus