In de rumoerige dagen van de Tweede Wereldoorlog, temidden van de chaos van gevechten en de onvoorspelbaarheid van het front, bevond zich een onwaarschijnlijke held: Smoky, een klein, grijs Yorkshire Terriër-teefje van slechts 1,8 kilogram. Ze werd in 1944 ontdekt in een vossengat in Nieuw-Guinea door een Amerikaanse soldaat en zou al snel een symbool worden van veerkracht en moed.
Ondanks haar geringe grootte en schattige uiterlijk, speelde Smoky een cruciale rol bij verschillende militaire operaties. Ze hielp communicatielijnen te leggen onder vliegvelden, wat een taak was die dagen zou hebben geduurd en mensenlevens zou hebben gekost zonder haar hulp. Ze werd ook een bron van troost en morele steun voor de gewonde soldaten, waardoor ze in feite een van de eerste therapiehonden werd.
Na de oorlog kreeg Smoky’s verhaal erkenning. Ze heeft zelfs een standbeeld in Ohio, dat haar eer betuigt voor haar ongelooflijke dienst.